Ga naar de inhoud

Decubitus (2021)

Op initiatief van de V&VN is in 2018 gestart met de herziening van de richtlijn Decubitus, tezamen met een multidisciplinaire werkgroep. Namens het KNGF en de NVFG vertegenwoordigde Dr. Nienke de Vries de fysiotherapie in de werkgroep. In zomer 2020 heeft het KNGF samen met de NVFG commentaar gegeven op de conceptrichtlijn. In februari 2021 heeft het KNGF de richtlijn geautoriseerd.

Decubitus (2021)

Aanbevelingen voor de fysiotherapeut

Mobiliseren 

Start indien mogelijk met het mobiliseren van de zorgvrager 

Wisselhouding

Ga vanwege het risico op decubitus bij onderstaande doelgroepen direct over tot preventieve maatregelen: 

  • zorgvrager met decubitus; 
  • zorgvrager die immobiel is;  
  • zorgvrager op de intensive care; 
  • zorgvrager op de operatiekamer;  
  • zorgvrager met een dwarslaesie;  
  • zorgvrager in de terminale fase. 

Pas wisselhouding toe bij alle zorgvragers met risico op decubitus of met bestaande decubitus. Maak een schema met daarin de frequentie en duur van de verschillende houdingen, beschrijf;

  • persoonskenmerken: weefseltolerantie, mate van activiteit en mobiliteit, algehele lichamelijke conditie, huidconditie; 
  • behandeldoelen; 
  • kenmerken van de onderlaag: bij liggen het soort drukverlagend matras (statisch of dynamisch) en bij zitten het soort drukverlagend kussen (bij zitten). 

Herzie de frequentie en duur in het schema indien één van de hierboven beschreven kenmerken verandert of als decubitus dreigt, ontstaat of verergert. 

Techniek van wisselhouding 

Positioneer de zorgvrager in een houding die de druk op het lichaam – op die plaatsen waar dit contact heeft met de onderlaag – optimaal verdeelt. Maak bij wisselligging gebruik van het schema ‘30 graden rechterzij, semi-Fowler-houding, 30 graden linkerzij, semi-Fowler-houding, 30 graden rechterzij, enz.’. Beperk houdingen die de druk verhogen, zoals de 90 graden zijligging of de halfzittende houding. Vermijd dat zorgvragers in een onderuitgezakte houding zitten en houd de tijd dat zij in bed rechtop zitten zo kort mogelijk. Gebruik de mogelijkheden van het bed (zoals een knieknik). Ondersteun de zorgvrager met kussens (bijv. met positioneringsrollen of wigkussens) om te voorkomen dat de zorgvrager terugschuift als deze in de 30 graden zijligging ligt. Gebruik hulpmiddelen om schuifkrachten bij het wisselen van houding te verminderen en verwijder deze na gebruik. Bijvoorbeeld: papegaai, tillift, glijlaken, glijhandschoen of glijplank met glijlaken. Overweeg bij zorgvragers die geen grote houdingsveranderingen aankunnen om frequenter kleinere houdingsveranderingen uit te voeren. Positioneer de zorgvrager voor en na een operatie in een andere houding dan de houding tijdens de operatie. 

Wisselhouding bij de zittende persoon 

Voorkom dat de zorgvrager lange tijd in dezelfde houding zit en wees alert op roodheid op het zitvlak. Houd bij de frequentie van houdingsverandering rekening met: 

  • persoonskenmerken: weefseltolerantie, mate van activiteit en mobiliteit, algehele lichamelijke conditie, huidconditie; 
  • behandeldoelen; 
  • kenmerken van het zitkussen. 

Zorg dat de zorgvrager bij een zithouding een hoek van 90 graden in de knieën heeft, waarbij de voeten volledig op de ondergrond steunen. Daardoor steunt de zorgvrager zoveel mogelijk op de bovenbenen. Plaats de voeten van de zorgvrager recht onder de knieën en gebruik zo nodig een voetenbank of voetensteun. Signaleer waar sprake is of kan zijn van druk- en schuifkrachten en beperk deze zoveel mogelijk. Ga ook na de inzet van een drukverlagend matras of kussen door met wisselhouding. 

Hulpmiddelen

Selecteer een drukverlagend matras dat aan de behoeften van de zorgvrager voldoet, rekening houdend met de volgende factoren: 

  • niveau van immobiliteit en inactiviteit van de zorgvrager; 
  • effecten van de houding van de zorgvrager en vervorming van het materiaal op de drukverdeling; 
  • behoefte aan regulering van warmte en transpiratie en wegglijden van de zorgvrager; 
  • lengte en gewicht van de zorgvrager; 
  • aantal, ernst en locatie van bestaande decubituswonden.

Selecteer eventueel een ander matras als één van de hierboven beschreven kenmerken verandert. Zet een drukverlagend luchtmatras in als frequente houdingsverandering niet mogelijk is. Gebruik extra steunvlakken (bijv. gezichtskussens) om in buikligging drukpunten op het gezicht en lichaam te ontlasten. Gebruik in (rol)stoelen een drukverlagend zitkussen. Selecteer een zitkussen en bijhorende materialen voor houding en drukverdeling dat aan de behoeften van de zorgvrager voldoet, rekening houdend met: 

  • niveau van immobiliteit en inactiviteit van de zorgvrager; 
  • effecten van de houding van de zorgvrager en vervorming van het materiaal op de drukverdeling; 
  • lengte en gewicht van de zorgvrager; 
  • aantal, ernst en locatie van bestaande decubituswonden. 

Vermijd het gebruik van ring- en donutvormige hulpmiddelen en hulpmiddelen met zelfaangebrachte uitsparingen. Overweeg om een meerlaags schuimverband aan te brengen op botuitsteeksels (bijv. hielen, sacrum) en continueer de andere preventieve maatregelen. Leg zorgvragers met hoog risico op (verergering) van decubitus zowel voor, tijdens als direct na de operatie op een drukverlagend matras. Voorkomen van decubitus op de hielen. Gebruik bij het vrij leggen van de hielen een (antidecubitus-hiel)kussen/hielbeschermer waarmee de druk over de kuit verdeeld wordt, zonder dat er druk ontstaat op de achillespees. De knie moet licht gebogen zijn door het bovenbeen te ondersteunen. 

Zelfmanagement 

Bepaal de behoefte aan zelfmanagementondersteuning bij de zorgvrager en stem het type en de mate van ondersteuning af op de individuele persoon, de fase van het ziekteproces en de setting. Begeleid de zorgvrager in zelfmanagement door coachende gesprekken, met behulp van bijvoorbeeld gezamenlijke besluitvorming, doelen stellen of motiverende gespreksvoering. Geef zorgvragers met (risico op) decubitus informatie over risicofactoren, preventie en behandeling. Benader ondersteuning van zelfmanagement als een continu proces, waarin regelmatige herhaling nodig is. 

Multidisciplinaire afstemming

Zorg voor een multidisciplinair en actueel zorgplan dat is afgestemd met de zorgvrager met (risico op) decubitus. De volgende onderwerpen moeten in het zorgplan zijn vastgelegd: 

  • afspraken over de risicobeoordeling, preventie, behandeling en evaluatie van decubitus; 
  • welke zorgverleners betrokken zijn bij de zorg voor de zorgvrager met (risico op) decubitus; 
  • wie de regiebehandelaar is bij de behandeling voor de zorgvrager met decubitus; 
  • wie de hoofdbehandelaar is bij de behandeling van de zorgvrager met decubitus (intramuraal); 
  • wie de huisarts, specialist ouderengeneeskunde of verpleegkundig specialist is (extramuraal) voor de zorgvrager met (risico op) decubitus. 

Maak per zorgteam afspraken met eventueel samenwerkende (multidisciplinaire) zorgverleners over de taken en verantwoordelijkheden in de zorg voor de preventie/behandeling van decubitus: 

  • verpleegkundig(wond)consulent: advisering preventie/behandeling; 
  • diëtist als voeding een risicofactor is op het krijgen van decubitus en voor zorgvragers met decubitus categorie III of hoger; 
  • ergotherapeut: adviseren over houding en de keuze en het gebruik van (preventieve) hulpmiddelen; 
  • fysiotherapeut om te adviseren bij bewegingsactiviteiten, zit- en lighouding en uitvoeren van transfers; 

Informeer over de gemaakte afspraken: 

  • de regiebehandelaar voor zorgvragers met decubitus; 
  • de huisarts, specialist ouderengeneeskunde of verpleegkundig specialist voor extramurale; 
  • de zorgvragers met risico op decubitus. 

Leg vast welke afspraken gemaakt zijn met betreffende samenwerkende c.q. betrokken zorgverleners.