Ga naar de inhoud

Pijn bij mensen met een verstandelijke beperking (2025)

SKILZ-richtlijn Pijn bij mensen met een verstandelijke beperking (2025) is gepubliceerd op 30 oktober 2025. De richtlijn biedt handvatten voor fysiotherapeuten die (incidenteel) werken met volwassenen met een verstandelijke beperking. Het KNGF en de Nederlandse Vereniging van Fysiotherapeuten voor Verstandelijk Gehandicapten (NVFVG) zijn betrokken geweest bij de ontwikkeling van deze richtlijn door afvaardiging van Leendert Sneep in de werkgroep.

Gerelateerde links:

Pijn bij mensen met een verstandelijke beperking (2025)

Aanbevelingen voor de fysiotherapeut

De belangrijkste aanbevelingen voor de fysiotherapeut zijn: 

  • Werk methodisch bij de zorg en ondersteuning van volwassenen met een verstandelijke beperking met pijn. Dat betekent werken volgens de volgende stappen:  
    • Verzamelen van informatie over de pijn van de cliënt 
    • Vaststellen van de hulpvraag van de cliënt  
    • Bepalen van doelen, het vaststellen en plannen van activiteiten  
    • Uitvoeren van de activiteiten volgens planning 
    • Evalueren en zo nodig bijstellen van de zorg en ondersteuning. 
  • Wees alert op verbale en non-verbale signalen van pijn. In de richtlijn (Tabel 4.1) wordt weergegeven welke uitingen een signaal van pijn kunnen zijn. 
  • Overweeg om, in samenwerking met naasten, een pijnsignaleringsplan op te stellen waarin verschillende niveaus van pijn en bijhorende pijngedragingen van de cliënt worden beschreven. Stel altijd een pijnsignaleringsplan op bij cliënten met terugkerende of chronische pijn, complexe beelden of bij kwetsbare cliënten, zoals volwassenen met een ernstige meervoudige beperking (EMD), ouder wordende cliënten, volwassenen met cerebrale parese en volwassenen met moeilijk verstaanbaar gedrag.  
  • Zorg voor eenduidige en consequente rapportage op concrete gedragsmatige of verbale pijnuitingen. Noteer de signalen en het niet-pluisgevoel in het (elektronisch) cliëntendossier.  
  • Neem contact op met een behandelaar als signalen van pijn of een niet-pluisgevoel gerapporteerd zijn en niet door het cliëntsysteem verholpen konden worden.  
  • Kies een behandeling die bij de cliënt past. Zet niet-medicamenteuze behandelingen in om pijn te verminderen en te voorkomen. (Zie Tabel 5.2 voor voorbeelden van niet-medicamenteuze behandelingen) 
  • Zorg ervoor dat bij de inzet van interventies altijd een deskundige wordt betrokken.  
  • Overweeg een interdisciplinair overleg in te plannen als de behandeling onvoldoende effect heeft, als het effect onduidelijk is of als een pijnmeetinstrument wijst op pijn maar vermoedens van pijn aanwezig blijven.  
  • Werk interdisciplinair bij diagnostiek van chronische pijn. Start bij voorkeur met een interdisciplinair overleg. 
  • Richt (de doelen van) de behandeling op functioneren en kwaliteit van leven en niet primair op het verminderen van de pijn. Centraal staat het zoveel mogelijk vergroten van pijnmanagementvaardigheden bij de cliënt en het cliëntsysteem door inzicht.  
  • Evalueer regelmatig tijdens het proces om het effect van de behandeling te monitoren en de behandeling eventueel bij te stellen.  
  • Laat zorg rondom pijn onderdeel uitmaken van reguliere zorgplanbesprekingen bij cliënten met een risico op of (vermoedelijke) diagnose van pijn. Maak bij deze cliënten pijn onderdeel van de beeldvorming in het elektronisch cliëntendossier (ECD). Maak samenwerkingsafspraken over zo objectief mogelijk rapporteren over pijn (o.a. concrete gedragsbeschrijvingen en geschatte pijnintensiteit met een cijfer).