Ga naar de inhoud

Cerebral Visual Impairment (2020)

Op initiatief van Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) is eind 2016 gestart met de ontwikkeling van de multidisciplinaire richtlijn ‘Cerebral Visual Impairment (CVI)’. Namens de NVFK en het KNGF heeft Dr. M. (Masoud) Salavati de (kinder)fysiotherapie vertegenwoordigd in de klankbordgroep. In 2018 hebben Em. Prof. Dr. Ria Nijhuis-van der Sanden, Jikke Littel-Hingst en Annika Reismann commentaar gegeven op de conceptrichtlijn. Eind 2018 hebben KNGF en NVFK de richtlijn geautoriseerd. Begin 2020 is deze richtlijn online gekomen.

Cerebral Visual Impairment (2020)

Aanbevelingen voor de fysiotherapeut

CVI is één van de meest voorkomende oorzaken van visuele beperkingen bij kinderen. CVI komt onder andere voor in combinatie met prematuriteit, cerebrale parese en niet-aangeboren hersenletsel. Kinderfysiotherapeuten behandelen regelmatig kinderen met deze aandoeningen. Ook kunnen kinderen met CVI problemen hebben met visueel gestuurde motoriek, mogelijk leidend tot een achterstand in de motorische ontwikkeling.

De richtlijn biedt oogartsen en andere zorgverleners handvatten en verwijscriteria om het diagnostisch proces in een multidisciplinair verband vorm te geven. De kinderfysiotherapeut kan een belangrijke rol spelen in de herkenning van CVI en hiermee binnen het multidisciplinair team. Voor therapeuten die met deze doelgroep werken, is het belangrijk meer te weten te komen over CVI, hoe te herkennen en wat te doen.

Diagnostiek

Voer als zorgprofessional een gestructureerde anamnese uit bij een kind dat in verband met zorgen omtrent het visueel functioneren.

Vraag tijdens de gestructureerde anamnese de volgende aspecten uit:

  • zwangerschapscomplicaties (bijvoorbeeld infecties, medicijnen);
  • duur zwangerschap en geboortegewicht (<37 weken of <2000 g);
  • APGAR-score, <5;
  • complicaties na de geboorte (bijvoorbeeld hypoglykemie, infectie) ziekenhuisopnames (bijvoorbeeld cerebrale schade door complicaties tijdens operatie, cerebrale infecties);
  • ernstig craniaal trauma;
  • ontwikkeling(smijlpalen)
  • zorgen omtrent het visuele functioneren;
  • afwijkingen gevonden bij beeldvorming van de hersenen, indien verricht;
  • genetische diagnose t.a.v. aanlegstoornissen in de hersenen, indien gekend.

Verdenk een kind op CVI als sprake is van een belaste pre- en/of perinatale voorgeschiedenis en zorg omtrent het visueel functioneren.

Overweeg om een CVI – screeningsvragenlijst af te nemen bij kinderen, die zich melden bij een zorgprofessional in verband met zorgen omtrent het visueel functioneren, indien de gestructureerde anamnese aanleiding geeft tot verdenking op CVI:

Gebruik bij kinderen jonger dan 24 maanden de PreVIAS vragenlijst (opent in nieuw tabblad)

Gebruik bij kinderen ouder dan 24 maanden de Vlaamse CVI-screeningsvragenlijst (opent in nieuw tabblad)

Overweeg een CVI-screeningsvragenlijst af te nemen bij kinderen met cerebrale parese (GMFCS 1 t/m 5) bij:

  • 24 maanden (PreVIAS);
  • drie jaar (Vlaamse);
  • vijf jaar (Vlaamse).

Overweeg een CVI-screeningsvragenlijst af te nemen bij kinderen met een ontwikkelingsstoornis of niet-aangeboren hersenletsel (NAH) bij:

  • 12 en 24 maanden (PreVIAS);
  • drie jaar (Vlaamse);
  • ouder dan vijf jaar – of op het moment dat de diagnose NAH of ontwikkelingsstoornis is gesteld (Vlaamse).

Organisatie van zorg

Voer als oogarts de regie over het diagnostisch traject bij een kind met verdenking op CVI en overleg met de zorgprofessionals die beschikken over de noodzakelijke expertisie; te weten orthoptist, kinderneuroloog, kinderarts, neuropsycholoog, neuroradioloog, klinisch geneticus en kinderfysiotherapeut.